fredinaustralie.reismee.nl

Great Alpine Road en Lakes Entrance

Datum: 18 november 2015
Plaats: Lakes Entrance
Het weer: overwegend zonnig en de ene dag 20 graden, de andere dag 28 graden
Totaal gevlogen: 19.150 km
Totaal gereden: 5.333 km
Totaal aantal keren de ruitenwisser aangezet in plaats van de richtingaanwijzer: 42

900 Kilometer in drie dagen. Het gaat nu weer hard met de afstanden die ik rij. Zoals ik in mijn vorige bericht al schreef heb ik de eerste 500 daarvan in één middag gereden, de rit van Kiama naar Albury. Albury ligt zo'n 200 kilometer van de kust en als ik daar aankom is het weer volop zomer. Strakblauwe lucht, tegen de 30 graden. De volgende ochtend vertrek bijtijds. Als een duif maak ik eerst een rondje in de vertrekplaats voordat ik echt aan de volgende rit begin. Albury heeft een mooi oud stationsgebouw. Het was in het verleden ook een belangrijk overstapstation voor mensen die met de trein van Melbourne naar Sydney (of andersom) reisden. Het perron van het station is één van de langste van Australië.

Daarna begin ik weer echt aan de rit die me naar de kust brengt. Een bijzondere rit, wat dit wordt letterlijk het hoogste punt van mijn trip door Australië: de Great Alpine Road. Een weg die is aangelegd over de bergen van de Australian Alps / Victorian Alps. Het eerste stuk van de route leidt door de “Kiewa Valley”. Een groen gebied met weides en bossen op heuvels en kleine bergen. Het landschap doet me een beetje denken aan de Allgau in het zuiden van Duitsland, tegen de Oostenrijkse grens.

Bij het dorpje Tawonga stop ik op een plek waar je een mooi uitzicht hebt op Mount Bogong, met 1986 meter de hoogste berg van de staat Victoria. Daar krijg ik in de gaten dat ik wat branderige ogen heb, en ook al een paar keer flink heb moeten niezen. Ik ga hier toch ook geen hooikoorts krijgen? Het lijkt er wel op... Het is hier voorjaar en de vegetatie doet een beetje Europees aan, dus het zou goed kunnen.

Vanuit Tawonga neem ik de zijweg richting de plaats Bright. De weg begint al flink te slingeren, maar vanaf Bright zit je echt op de Great Alpine Road en gaat de weg via scherpe bochten en steile hellingen snel omhoog. Bordjes langs de weg geven her en der de hoogte aan: 970 meter, 1040, 1190, 1250, 1380. Hoe hoger je komt, hoe kleiner en hoe kaler de bomen worden. Op een gegeven moment kom je zelfs boven de boomgrens. Toch wel bijzonder om dat te zien in een land dat je vooral associeert met woestijnen, regenwouden en stranden waar gesurfd wordt. Wat dat betreft is het echt bizar om te beseffen in hoeveel verschillende landschappen ik hier in korte tijd ben. Eind oktober was ik nog in het tropisch regenwoud en in de savanne, begin december ga ik naar de woestijn en nu ben ik boven de boomgrens in de bergen. Je moet echter geen berglandschap zoals in Oostenrijk en Zwitserland verwachten. Geen kale grijze bergtoppen met scherpe pieken. Zo hoog zijn de bergen eenvoudigweg niet. De Australian Alps zijn een heel oud gebergte. De hoge pieken zijn al lang weggeërodeerd. Nu zijn er bergen met afgeronde toppen overgebleven, maar hoog genoeg om 's winters bedekt te zijn met een dik pak sneeuw.

Even voor het ski-dorpje Hotham Heights bereik je het hoogste punt van de Great Alpine Road: 1845 meter. Dat wordt natuurlijk op foto vastgelegd. Daarna begint de weg alweer te dalen en rij je door Hotham Heights. 's Winters één van de belangrijkste ski-dorpen van Australië, maar nu in de zomer is het er uitgestorven en ziet het er eigenlijk foeilelijk uit. Geen leuk Oostenrijks aandoend ski-dorpje, maar een verzameling betonnen appartementencomplexen met asfalt ertussen.

En was de weg naar boven nog echt een smal bergweggetje met scherpe bochten, de andere kant naar beneden is bijna een racebaan. Een brede weg met lange flauwe bochten waar je met dik 100 per uur naar beneden mag en kan denderen, zelfs met een HiTop camper. Na een klein uurtje rijden kom ik aan in het dorpje Omeo. Daar overnacht ik op een leuke camping, diep in het dal aan een klein riviertje. 's Avonds kun je er goed merken dat je in bergachtig gebied bent, want het wordt er knap koud.

De volgende ochtend maak ik weer een rondje door het dorp. Het wordt al bijna een gewoonte. Net als wat er te zien is: oud postkantoortje, oud gerechtsgebouwtje, oud bankkantoortje. Allemaal uit de tweede helft van de 19e eeuw. Op bordjes wordt iets over de gebouwen verteld. Het postkantoor was vroeger meer dan wat het nu is. Het was echt de ontmoetingsplaats van het dorp (de kerk en de pub niet meegerekend waarschijnlijk....) en was ook de opstapplaats / overstapplaats voor ritten met een koets. Elke dag rond 18:30 kwam de postkoets langs, waarvoor het halve dorp uitliep om te kijken of er iets voor hem of haar meegebracht was. Dat het postkantoor een belangrijke plek in een dorp was, blijkt ook nu nog wel. In mijn grote HEMA-campinggids bijvoorbeeld, staat van elke camping aangegeven hoe ver die van het postkantoor ligt. Met andere woorden: hoe ver die van het dorpscentrum ligt.

Tijdens etappe twee van de Great Alpine Road rij je niet meer over bergen die zo hoog zijn dat er 's winters geskied kan worden. De weg slingert tussen groene heuvels met weiden en bossen door. En later loopt de weg door een diep dal met hoge rotswanden langs een riviertje, totdat de Great Alpine Road ophoudt en je alleen maar linksaf of rechtsaf kan. Ik ga linksaf, richting Lakes Entrance.

De weg naar Lakes Entrance gaat door een groen en glooiend landschap, waar vooral vee graast. En dan ineens duikt de weg in een bocht steil naar beneden en zie je plotseling weer de oceaan. In de bocht is uiteraard een uitzichtspunt gemaakt en het uitzicht mag er zijn: lichtblauwe lucht, groene bomen, azuurblauw water, gele stranden en duinen. Het zijn de Gippsland Lakes, langgerekte meren die door een duinenrij zijn gescheiden van de zee. Vroeger had de natuur er vrij spel, en kon op de ene plek in de duinen een zeegat ontstaan, terwijl ergens anders een zeegat verzandde. Rond 1890 is er een kanaal gegraven die een permamente verbinding vormt tussen de oceaan en de meren: de Lakes Entrance. De Gippsland Lakes zijn nu een mooi getijdengebied, populair bij sportvissers en vogelliefhebbers. Er zit een grote groep zwarte zwanen in de meren.

De plaats Lakes Entrance is een echte kustplaats, maar het heeft “het” naar mijn idee niet. De boulevard langs het water heet ook hier de Esplanade, net als in Cairns. Maar de Esplanade in Cairns vond ik er toch een stuk strakker uitzien. Hier in Lakes Entrance is het een aaneenschakeling van winkels met lelijke voorpuien, motels, minigolfbanen (waarvan twee naast elkaar een een derde pakweg 100 meter verder...) en betonnen apartementen. Lakes Entrance mist echt het sjieke van Port Douglas, het gemoedelijke van Kiama en het hipp(i)e van Byron Bay. En het is er nog grotendeels uitgestorven maar over een maand of twee, tijdens het hoogtepunt van het zomerseizoen, moet het hier uitpuilen van de toeristen.

De camping, ongeveer een kilometer of twee voorbij het centrum, is dan wel weer een mooie. Ideaal gelegen langs een getijdegeul en op loopafstand van het strand. Ik blijf er twee dagen. Daarna rij ik weer verder, naar Wilsons Promontary National Park, het zuidelijkst gelegen stukje vasteland van Australië.

Reacties

Reacties

Harry

Het ziet er weer geweldig uit FR@!!!!
Ik krijg steeds meer kriebels om mijn backpack te gaan inpakken ????
Heel veel plezier bij het laatste stukje van de big journey ????

Harry

Hmmm de webpagina kan niet zo goed met emoticons omgaan zo te zien ????

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!